Evolueren naar een morele politiek.
Raf Grinfeld - 14.01.2003 16:52
Communalisme is een linkse, politieke filosofie met een daaraan gekoppelde praktijk. Over communalisme, haar verhouding tot andere libertaire stromingen en heer moreel economisch alternatief.
Wat is communalisme?
Communalisme is een linkse, politieke filosofie met een daaraan gekoppelde praktijk. Ze bevat het ideaal van gedecentraliseerde en staatsloze gemeenschappen, communes, die collectief beheerd worden. Het woord ontstond tijdens de Parijse Commune van 1871, toen gewapend volksverzet tegen de Republikeinse natiestaat de hoop op de realisatie van het socialisme deed opleven. Socialisme in de zin van een "vrije samenleving", waarin economische klassen tot het verleden behoren. Het woord socialisme werd voor het eerst in 1832 gebruikt om er de leer van Henri de Saint-Simon mee aan te duiden, zeven jaar wel na de dood van deze utopist. Voor de Saint-Simon lagen alle werkelijke krachten van de maatschappij in de industrie, en vormden economische veranderingen de basis van de vooruitgang. Later zou men socialisme als term gebruiken om maatschappelijke stromingen mee aan te duiden die zich richtten op het collectiviseren van productiemiddelen. Karl Marx en Mikhail Bakoenin waren ook socialisten.
Het communalisme, met haar ideaal van democratisering, heeft zeker revolutionaire bewegingen blijven inspireren en van dynamiek voorzien. Maar het is pas sinds kort dat het communalisme de aandacht in linkse anti-autoritaire kringen krijgt die het verdient. Met de totstandkoming van een wereldwijde communalistische beweging die zich stilaan maar zeker ontworstelt van het anarchisme, en daarmee ook van het gebrek aan aandacht voor communalistische praktijken en de negatief-individualistische en anti-rationele tendenzen binnen de anarchistische beweging, is het communalisme aan een tweede levenscyclus begonnen.
De man die daar het meest voor verantwoordelijk gesteld kan worden is Murray Bookchin (1). Hij heeft een coherente basis gegeven aan de communalistische concepten door er een hedendaagse synthese aan te koppelen van het beste uit de socialistische tradities, met name de erg waardevolle economische analyses van Marx en een aantal van zijn adepten en de anti-hiërarchische positie van Errico Malatesta, Emma Goldman en anderen. Hij heeft dit "libertair municipalisme" genoemd, wat hij ook beschouwt als de beste vorm van directe actie. Libertair municipalisme (LM) inspireert al jaren communalisten over de hele wereld. Het is verantwoordelijk voor het ontstaan van veel, al dan niet vertaalde, sociaal-ecologische literatuur, studiegroepen waarin deze literatuur bestudeerd wordt, internationale conferenties over het fenomeen etc.
In België en Nederland verschijnen er steeds meer geschriften van communalisten en ze worden druk besproken op het internet en tijdens lezingen, workshops of studiegroepbijeenkomsten. Begin september vond er in Leiden een communalisme -seminarie plaats waar een tiental mensen aan deelnamen. Het geheel was georganiseerd door het Democratisch Initiatief (voorheen het Confederaal-basisdemocratisch project genoemd). Eerder schreef ik al een verslag van dit seminarie trouwens.
Democratisch Initiatief ontstond door toedoen van drie studenten "politieke wetenschappen" aan de universiteit van Amsterdam. Het heeft al verschillende voorstellingen gegeven (in de vorm van lezingen en nabesprekingen) van haar project in en buiten de Nederlandse hoofdstad, o.a. op de anarchistische boekenbeurs in Utrecht, waar het de laatste twee jaren aanwezig was. Er werden o.a. readers aangeboden, met in het Nederlands vertaalde teksten over de sociale ecofilosofie van Bookchin, die het collectief heeft samengesteld. Het begrijpt ook het belang van studiegroepen, zoals vrij algemeen wordt aanvaard binnen communalistische kringen, en stimuleert de totstandkoming ervan (2).
Democratisch Initiatief heeft goede contacten met communalistische groepen in Zweden en Noorwegen (Demokratisk Alternativ). Demokratisk Alternativ werd in juni 1998 opgericht tijdens een kleine conferentie in Telemark, nadat men in Noorse 'social ecology' kringen, sinds het begin van de jaren negentig, lange discussies had gevoerd over de aard van de politieke organisaties en activiteiten die nodig waren om een focus op libertair municipalisme te krijgen binnen de eigen kringen en die van sympathisanten. Al snel kreeg men ook heel wat Zweedse leden. De meeste leden hadden zich geëngageerd in pogingen "anarchisten" te beïnvloeden in de richting van 'social ecology'. Wat trouwens de nodige desillusies opleverde.
Deze herfst slaagde Demokratisk Alternativ er wel in om ongeveer 160 mensen georganiseerd te krijgen in studiegroepen, die de gedachten van het communalisme en de sociale ecofilosofie bestuderen.
Er worden tweemaandelijkse tijdschriften in het Zweeds en het Noors gepubliceerd, men organiseert regelmatig, en ook jaarlijks zomerkampen, met workshops over het communalisme. De groep was erg actief tijdens de protesten tegen de Eurotop in Göteborg van 2001 en omvatte deze herfst een zestigtal leden verspreid over twaalf Scandinavische steden. Men heeft ook het plan opgevat om dit jaar mee te doen aan gemeenteraadsverkiezingen in Noorwegen.
Eerder zag men zo'n electoralistisch initiatief ook al in de Verenigde Staten. In Burlington, Vermont, de thuisbasis van Murray Bookchin en Janet Biehl, participeerden in maart 1989 de 'Burlington Greens' aan de gemeenteraadsverkiezingen, toen de term 'Greens' nog radicale connotaties had.
Er werden drie kandidaten naar voor geschoven in een libertair municipalistische campagne. Er werd gefocust op problemen als de opdringere economische groei en de ecologische crisis, alsook de alternatieven van een morele economie, basisdemocratie ('grassroots democracy') en sociale rechtvaardigheid. Tijdens deze campagne werden ook nauwkeurig doelstellingen op korte en op lange termijn uiteengezet. Meer hierover is te lezen in een appendix aan het boek 'Libertarian Municipalism. The Politics of social ecology.' van Janet Biehl.
Nu zijn Amerikaanse communalisten actief bezig met lesgeven aan het "Institute for social ecology", voeren ze discussies op de website van deze instelling, schrijven ze boeken en geven lezingen.. Ook Amerikaanse communalisten zijn nogal actief geweest tijdens massaprotesten tegen de huidige economische globalisering en de instellingen die daarvoor in grote mate verantwoordelijk zijn, met name in Seattle en Washington, met ook de verdeling van gratis brochures die een libertair municipalistische visie geven op het probleem van de kapitalistische globalisering (3).
Als we de gebieden bekijken (er bestaan ook heel wat andere dan diegenen die we besproken) waaruit deelnemers aan internationale conferenties over het libertair municipalisme afkomstig zijn, alsook de interesse in ogenschouw nemen die het communalisme in sociaal-libertaire kringen opwekt (de concepten communalisme en libertair socialisme zijn onafscheidelijk verbonden in de vorm van een grote overlapping en haast complementair), dan is het duidelijk dat de besproken groepen wel tot het hart van de communalistische beweging behoren maar zeker niet het geheel er van vormen. Een geheel dat door de tegenwerking van fenomenen als het kapitalisme, natiestaten en hiërarchieën op het vlak van huidskleur, economische klasse, geslacht, leeftijd e.a. echter wel voorlopig in de marge van de samenlevingen te situeren is.
Libertaire municipalisten willen een heel andere samenleving. Maar natiestaten zijn instellingen die onmogelijk te rijmen zijn met basisdemocratie, het zijn ook vaak onderdrukkingsinstrumenten, in dienst van de heersende klassen of reactionaire krachten. We kennen ook het probleem van urbanisering, dat de megalopolis en de metropolis invoert ten nadele van de authentieke stad en de gemeenschap, en daarom ook niet te verzoenen valt met vergaande vormen van decentralisatie in de besluitvorming.
De belangrijkste tegenstander vormt wellicht het huidige economisch systeem, het industrieel kapitalisme. Dit systeem beheerst immers steeds meer alle deelgebieden van het leven, maakt de kloof tussen rijk en arm groter, zorgt voor genocide en ecologische rampen, en draagt de tendens in zich om alles tot koopwaar te willen reduceren, inclusief de meest intieme vormen van persoonlijke omgang tussen de mensen. Vermits het zo omvattend is krijgt het de sympathie van veel mensen, wordt het soms zelfs als moreel aanvaard, en vaak als enig alternatief voor het aan invloed verliezende "reëel-communisme".
We kunnen het kapitalisme, zeker nu, beschouwen als een vorm van extremisme. Er bestaan veel misvattingen over een fenomeen als extremisme, niet in het minst omdat het zo'n heterogeen iets is, en naargelang de maatschappelijke omstandigheden waarin het opduikt, andere vormen aanneemt. Zeker is dat extremisme vooral met een autoritair streven naar alomvattendheid te maken heeft. Daarin verschilt het van radicalisme, dat niet noodzakelijk autoritair is, en in de hoofden van linkse mensen terecht een positievere bijklank heeft. Links radicalisme is trouwens iets heel anders dan "rechts radicalisme", ze hebben enkel hun streven naar grote maatschappelijke veranderingen gemeen.
Extremisme is veel homogener dan radicalisme. Het gebruikt en misbruikt graag media en godsdiensten voor haar doeleinden, die vaak betrekking hebben op de realisatie van een "sterke staat", overdreven militarisering en vaderlandsliefde, en een vermeerdering van industriële productiviteit. Als het de rol van natiestaten in vraag stelt, is het bij voorkeur op het vlak van sociaal-economische verbeteringen, maar dit is geen noodzaak. In het "reëel-communisme" wordt er bijvoorbeeld wel veel aandacht besteed aan de invulling van basisbehoeften en een goede gezondheidszorg. Op het vlak van psychisch welzijn en vrijheid heeft communistisch extremisme echter weinig te bieden. Op het erotisch vlak is extremisme over het algemeen conservatief. Het onderdrukt erotische verlangens, zeker die van vrouwen en holebi's, waardoor verlangens gemakkelijk perverteren, en geeft graag macht aan al dan niet religieuze gedragsdragers.
Linkse mensen kunnen soms behoorlijk radicaal uit de hoek komen, maar in tegenstelling tot wat velen denken heeft links weinig te maken met extremisme. Links evolueert pas in de richting van het totalitaire wanneer het inboet aan coherentie en inhoud, of wanneer het op eclectische wijze pseudo-filosofische gedachtenstelsels begint op te bouwen die voortborduren op voorbijgestreefde of minder geslaagde linkse ideologie.
Extremisme leeft van de wanhoop en de roes, van het verlies aan realiteitszin, of elitair gedrag en de persoonsverheerlijking. Het is vaak blind voor de mechanismen die haar fundamenten vormen en herkent zichzelf niet altijd wanneer het voor een spiegel staat, integendeel. Extremisme is dan ook niet homogeen van aard, zeker niet wanneer het om de graad van immoraliteit of nihilisme gaat die de verschijningsvormen ervan bepaalt.
Het is duidelijk dat fascisme, liberalisme en communisme (dat ik als ruimer dan marxisme wil omschrijven, ook al is het marxisme er de meest authentieke uitdrukking van) geen goed doen aan de realisatie van basisdemocratie. Andere gedachten zijn echter ook schadelijk, en binnen het "anarchistisch" gedachtegoed zijn er net zo goed heel wat misverstanden over 'social ecology'. Om de politieke dimensie van Bookchins ecofilosofie begrijpelijk te maken voor jou, zal ik je misschien moeten aanraden om ook andere teksten te lezen. Hieronder ga ik in grote mate in op de vorm van economie die door Bookchin en mij wordt voorgesteld, evenals de politiek die richting geeft aan dit systeem, en een aantal kritieken die er vanuit "anarchistische" hoek op zijn geformuleerd worden uit de doeken gedaan. Daarbij gaan we in ruime mate in op een kritiek van Michael Albert. Ook bespreken we de felle aanval van John Clark.
Het boek van Biehl.
Naar aanleiding van de verschijning van 'Libertarian municipalism. The politics of social ecology.' wijdde het Belgisch en libertair socialistisch tijdschrift Verz een aantal jaren geleden een gans nummer aan de politieke dimensie van de "sociale ecologie". Het was toen dat ik voor het eerst van libertair municipalisme hoorde. Roger Jacobs, één van de redacteuren van VerZ, en ik waren al een tijdje bevriend. En wat ik van Bookchin al gelezen had kon me in grote mate boeien. Het was dan ook niet zo verwonderlijk dat ik meteen gewonnen was voor deze politieke theorie. Ik was al langer op zoek naar een degelijk alternatief voor natiestaten en het kapitalisme en dit leek me de beste filosofie en praktijk die er al ooit ontwikkeld was, eindelijk een hedendaagse synthese van het beste uit het socialisme.
In 1972 begon Murray Bookchin te schrijven over libertair municipalisme (letterlijk vertaald: anti-autoritair gemeentebeheer), wat we moeten bekijken als een praktijk waarbij men democratische mogelijkheden wil doen opleven. Het democratisch(er)e potentieel is latent aanwezig in bestaande locale besturen, vormen van beheer die omgevormd moeten worden tot directe democratieën, vormen van zelfbeheer.
Ook Janet Biehl is een aanhanger van het libertair municipalisme, en heeft bijna zes jaar geleden getracht een kort, inleidend overzicht te geven van de door Bookchin vormgegeven ideëen. In 1997 verscheen bij de uitgeverij Black Rose Books 'The politics of social ecology. Libertarian municipalism.' (4) Daarin maakt Biehl duidelijk dat libertair municipalisme de politieke dimensie is van een meer omvattende linkse, anti-autoritaire stroming: de 'sociale ecology' (wat het best begrijpbaar is door de term niet te vertalen).
Biehl schreef een beknopt, toegankelijk maar toch wel diepgravend werk over de ideëen en praktijken van het libertair municipalisme. "De naar voor gebrachte ideëen zijn allemaal van Bookchin", benadrukte ze, zij wou ze enkel articuleren schreef ze in de inleiding. En daarna maakte Janet Biehl het onderscheid duidelijk tussen politiek en staatkunde. "Democratische" staatkunde wordt bekeken als een systeem waarbinnen "politieke partijen" elkaar aan het beconcurreren zijn. Ze gaan daarbij akkoord met het voortbestaan van de staat, een nepdemocratische instelling.
Over het algemeen is staatkunde allesbehalve democratisch. Het geeft geen macht aan de mensen, het maakt hen daarentegen machteloos. En ook.. staatsinstellingen belichamen meestal dwang, wat hun soepele werking bestendigt. De macht van de staat berust in laatste instantie op het geweld. Het legaal gebruik van dat geweld wordt gemonopoliseerd door staatsinstellingen als het leger en de politie.
'In vroegere eeuwen, voor er sprake was van een natiestaat, kon politiek verstaan worden als de activiteit van burgers in een publieke gestalte, bemachtigd in gedeelde, inderdaad, participatieve instellingen.' (Biehl, 1997)
Normaal gezien wordt staatkunde als een vorm van politiek beschouwd, maar er is wel degelijk een verschil. De twee fenomenen zijn zelfs vijandig aan elkaar.
Janet Biehl verwijst hierbij naar de vorm van democratie die in het oude Athene bestond. Er werd daar in de 5de eeuw voor Christus de basis gelegd voor het model van de democratische politiek, met mensen die volop participeerden in de locale politieke instellingen.
Alhoewel democratie slechts voor een deel van de inwoners van Athene was weggelegd, konden zij volop participeren aan de besluitvorming. Dit democratisch model was iets heel anders dan het model van "representatieve democratie" dat later, o.a. in het Romeinse rijk, naar voor zou komen. Het model zou een belangrijke inspiratie vormen voor latere revolutionaire bewegingen, radicale groepen die de beschaving van het Westen in stroomversnellingen hebben gebracht.
Maatschappijen worden in het libertair municipalisme opgedeeld in drie sferen : de sociale sfeer, de politieke sfeer en de sfeer van de staat. De sociale sfeer is die van het persoonlijke en het economische. Het is de oudste van de drie beschreven sferen, het is die van het gezinsleven en de vriendschap, de zorg voor zichzelf en elkaar.
Met het ontstaan van steden ontstonden er publieke plaatsen die ook voor politieke activiteiten konden dienen. In de Atheense polis werden deze plaatsen politieke arenas. Later speelden ook Middeleeuwse communes in Europa en "New England town meetings" een belangrijke rol in de historische ontwikkeling van de basisdemocratische traditie. Met de Franse revolutie ontstonden er in Parijs zestig volksvergaderingen, verdeeld over de verschillende districten. Het voorbeeld van Parijs werd al snel overgenomen door de andere grote Franse steden, overal ontstonden er toen experimenten met directe democratie.
Staten waren instrumenten om zo'n experimenten tegen te houden of teniet te doen. 'Inderdaad, het was essentieel voor de opkomst van de natiestaat dat de macht van de plaatselijke gemeenschappen kleiner werd, en in het bijzonder dat relatief autonome steden onderworpen werden aan de, aan de staat inherente, bureaucratische instellingen, alsook politionele en militaire machten.' (Biehl, 1997) Maar met centralisatie is er doorheen de geschiedenis ook regelmatig verzet geweest daartegen, tot op de dag van vandaag.
Het verzet vindt o.a. plaats tegen de door het kapitalisme gestimuleerde logica van urbanisering. Een logica die dorpen en steden meesleurt in een groei die menselijke schalen teniet doet. Kleine gemeenschappen worden ingelijfd in grotere gemeenschappen, steden worden metropolissen en zelfs megalopolissen. Het is deze urbanisering die meehelpt aan de vernietiging van de politieke sfeer, vermits ze de oorpronkelijk bevrijdende en beschaving brengende sfeer van de stad teniet doet en allesbehalve stimulerend werkt voor directe democratie. Het kapitalisme heeft dan ook niet zo veel te maken met beschaving. Niet voor niets kende een slogan als "Socialisme of barbarij!" tijdens de vorige eeuw heel wat sukses (5) . Beschaving werd gezien als een proces dat mensen kon bevrijden uit de oude, knellende banden van religieuze rituelen, overheersingspraktijken en ander irrationeel gedrag.
Potentiële politieke gemeenschappen worden in het libertair municipalisme municipaliteiten genoemd. Dat kan zowel om dorpen, kleine steden als om buurten in een metropool of megalopool gaan. We streven ernaar de gemeenschappen te decentraliseren, ze terug te brengen tot op het locale niveau. Maatregelen neemt men op dat plaatselijke niveau, op dat van de buurtassemblées.
Grote "gemeentes" als de agglomeratie Antwerpen moeten zich opsplitsen in municipaliteiten. Net zoals er een democratisering moet plaatsvinden van de werkplaats of de school, moet er een democratisering van de grote "gemeentes" plaatsvinden. En die municipaliteiten (of communes) moeten samengebreid worden tot confederaties. Biehl en Bookchin beschouwen het als het einddoel van het libertair municipalisme (LM) een rationele samenleving te creëren waarin assemblées een erg grote mate van onafhankelijkheid bezitten. Autonomie binnen het geheel van confederaties, in regionale bijeenkomsten van instellingen die dienen om de samenwerking tussen deze communes vlot te laten verlopen.
LM wil af van het kapitalisme en de natiestaten, om er meer humane en coöperatieve samenlevingsvormen voor in de plaats te stellen. De strijd daartegen doet zich op het plaatselijke niveau voor. Locale gemeenschappen moeten de confrontatie met de natiestaten en het destructieve kapitalisme aangaan om zich ervan te ontdoen.
De praktijk van het libertair municipalisme.
De contouren van een gemeenschapsentiteit worden bepaald door de handelingen van de gemeenschapsleden. En hun activiteiten kunnen zich voordoen in de nabijheid van een specifieke publieke plaats, bv. een plein, een park of een straat. Op deze plaats wordt het private publiek, het persoonlijke wordt min of meer gemeenschappelijk.
Om zo'n politieke gemeenschappen te bekomen, hebben we nood aan vormen van decentralisatie. Bij institutionele decentralisatie worden er bijvoorbeeld vergaande hervormingen doorgevoerd in de grootsteden, waar de bestaande beleidsstructuur wordt opgehoffen om politieke instellingen te creëren in kleine gemeenschappen. En bij fysieke decentralisatie wordt er een heel andere ruimtelijke ordening en infrastructuur ingevoerd. De fysieke omgeving moet daarbij beter afgestemd zijn op de aard van het nieuwe gemeenschapsleven.
De politieke besluitvorming vereist efficiënt vergaderen. Consensusbesluitvorming wordt niet altijd beschouwd als de meest basisdemocratische oplossing voor problemen. Voor grote, heterogene groepen is deze vorm van besluitvorming vaak helemaal niet geschikt.
De handhaving en de uitbreiding van LM vereist een sterke beweging waarbij we ook veel mensen zullen nodig hebben die er zich echt aan wijden. Dit vereist veel educatie, studie en zelfstudie. Door van anderen te leren zullen mensen uitgerust worden met de mogelijkheid aan te leren wat ze zelf over libertair municipalisme en aanverwante tema's hebben meegekregen. Studie en studiegroepen worden hierbij als erg belangrijk voor bewegingsopbouw beschouwd.
Libertaire municipalisten verdiepen zich daarom in locale en globale kwesties en trachten ze zo goed mogelijk te begrijpen. Zij moeten de leden van de gemeenschap warm maken voor hun ideëen en leggen nadruk op het feit dat ze basisdemocratie willen en dat dit systeem moet gedragen worden door geconfedereerde volksvergaderingen. Ook vormen van directe actie spelen een rol.
'Het is hoogst onwaarschijnlijk dat, wanneer libertaire municipalisten van bestaande gemeentelijke overheden zouden eisen hun macht over te dragen aan burgerassemblées, die gemeentelijke overheden dat ook gaan doen. Daarom moeten libertaire municipalisten aan de gemeenteraadsverkiezingen meedoen.' (Biehl,1997).
Door zelf macht te verwerven kunnen we de politieke besluitvorming helemaal decentraliseren, zodat ze onder de controle komt te staan van de mensen en hun volksvergaderingen. We zullen niet onmiddellijk grote suksessen boeken, daarvoor is het hedendaags staatkundig/politiek klimaat, met haar reactionaire tendenzen, allesbehalve geschikt. Toch kan deelname ook nu al zinvol heten als educatieve activiteit.
In het verkiezingsprogramma worden doelstellingen op korte termijn en op lange termijn geformuleerd. Een doelstelling op lange termijn is bijvoorbeeld de creatie van een ecologische samenleving, terwijl een korte termijn-doelstelling er één is die meteen realiseerbaar is binnen het bestaande systeem. Zo'n doelstelling is ook meer concreet en specifiek. De doelstellingen worden in de vorm van minimum- en maximumeisen gegoten. Er wordt over gewaakt dat men niet in reformisme of ondoordacht electoralisme vervalt.
Het is in LM dus niet de bedoeling om overheden in stand te houden en zeker niet natiestaten. Electoralisme gaat ook gepaard met de intentie basisbewegingen uit te bouwen. 'Tegen de late jaren zeventig en vroege jaren tachtig, toen Bookchin deze ideëen volledig ontwikkeld had, beïnvloedden ze verschillende grassroots-bewegingen in de Verenigde Staten en Europa.' (Biehl, 1997) Later zouden ze ook meer invloed krijgen in andere werelddelen, vermits ze bekender werden. Ze vormen ook een inspiratie voor de wereldwijde beweging van grassroots-globalisten.
Uit de bijna eeuwen oude libertaire strekking wordt in grote mate het idee van communalisme onthouden binnen LM. Communalisme bevat het ideaal van gedecentraliseerde en staatsloze gemeenschappen, "communes", die collectief beheerd worden. Het streeft naar geconfedereerde municipaliteiten.
Communalisten moeten volgens de theorie van LM ook al in het hier en nu assemblées creëren. Het gaat om "extra-legale assemblées" die een enorme morele macht kunnen uitoefenen, met de creatie ervan verhoogt de druk op de gemeentelijke overheden om toegevingen te doen. Uiteindelijk zouden overheden daarbij wel eens gedwongen kunnen worden om de oorspronkelijk extra-legale assemblées een zekere mate van legale, structurele macht te geven.
De basisdemocratische, communale assemblées kiezen hun afgevaardigden om te zetelen in een confederale raad. Deze raadsleden bezitten zelf nauwelijks macht, ze moeten de wil uitvoeren van diegenen die hen verkozen hebben. Zij zullen hen strikte instructies geven. Wanneer deze instructies niet opgevolgd worden, zullen de mandaten van de verkozenen dan ook afgepakt worden.
De specifieke deugden en competenties van het burgerschap moeten bewust gecultiveerd worden door middel van een specifieke politieke educatie, die ook karaktervorming inhoudt. In het oude Athene noemde men de cultivering van een "volwaardig en moreel" stadslid zijn paideia, Bookchin heeft dit woord overgenomen om er de juiste opvoeding mee aan te merken waarmee de doelstellingen van LM kans op slagen hebben. Hoe meer politieke participatie, hoe meer paideia. Hoe meer paideia, hoe meer mensen ethische idealen, beschaving en volwaardig burgerschap genegen zijn. Hoe later de historische context, hoe meer kans op moderne paideia, tenzij we afglijden naar barbarij.
Naast de politieke sfeer moet ook de sociale sfeer in grote mate herdacht worden. Het economische leven moet bijvoorbeeld op een gans andere leest geschoeid worden, "ieder werkt naar vermogen en krijgt naar behoefte", een motto dat we ook al bij sociale denkers als Malatesta en Kropotkin terugvonden. Het economische leven staat onder de democratische controle van de gemeenschap. Het zijn de gemeenschapsleden en niet bureaucraten of kapitalisten die beslissen over de aard van het economische leven.
Naar een morele economie.
Een systeem is helemaal niet moreel wanneer het de weinigen doet profiteren van de arbeid van velen om met overmatige luxe te kunnen leven, of wanneer die arbeidsomstandigheden vaak steeds slechter worden, en loonarbeid een schaars goed wordt, dat is weggelegd voor mensen die vanaf de geboorte meestal meer kansen hebben gekregen om zichzelf aantrekkelijk te maken op de arbeidsmarkt. De kapitalistische samenleving scoort ook onvoldoende op het vlak van gezondheidszorg, voedselvoorziening en huisvesting en zorgt niet, in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, voor vrijheid maar voor dwangmatige of penibele omstandigheden waarin velen het moeilijk hebben om te overleven.
Dat dit systeem steeds meer aan invloed heeft gewonnen is te danken aan haar "groei of sterf"-logica. De concurrentie tussen de verschillende economische actoren is zo groot geworden, dat ze gemakkelijk meegesleurd worden in een steeds groter winstbejag. Zelfs alternatieve vormen van economie, zoals we terugvinden bij o.a. coöperatieven, ontsnappen steeds minder aan deze logica. Het democratische, soms marktvijandige karakter ervan verdwijnt vaak onder de druk van de prijzenslag en de sensibilisering voor liberale principes. Autoritaire regimes zorgen voor gedisciplineerde en goedkope arbeidskrachten. Hoe overheersender de natiestaat, hoe goedkoper de arbeid in dat land dikwijls wordt voor transnationale ondernemingen.
Libertaire municipalisten willen de economie tot publiek eigendom maken, om over te schakelen naar een morele vorm van economie (6). Op de weg daarnaar zal het nodig zijn om winstbejag te beperken of, beter nog, uit te schakelen. De economie tot publiek eigendom maken impliceert niet nationalisering, wat de economie eerder tot staatseigendom maakt, maar communalisering. De economie moet onder gemeentelijke controle komen te staan, waarbij al dan niet grote, niet volgens basisdemocratische principes werkende "gemeenten", omgevormd worden tot kleine communes waar de politieke besluitvorming in handen is van de mensen zelf.
Het zijn deze kleine communes die de economie tot publiek eigendom maken en die het alleenrecht verwerven op de productiemiddelen. Het economisch leven wordt vooral locaal bepaald, slechts een klein deel van de beslissingen over dit economisch reilen en zeilen wordt bijvoorbeeld door democratische afgevaardigden bepaald in regionale bijeenkomsten van instellingen die dienen om de samenwerking tussen deze communes vlot te laten verlopen, de zogenaamde confederaties. Deze afgevaardigden hebben o.a. het recht uitbuiting van een gemeente door een andere binnen het samenwerkingsverband aan te klagen.
Vermits er, door het het stoppen van overconsumptie, sprake is van een post-schaarste situatie waarin idealiter iedereen werkt naar vermogen en krijgt naar behoefte, vereenvoudigt het geheel van economische activiteiten. Industrialisme, in de vorm van o.a. automatisering en versterkte cybernetica, kan eentonig en zwaar werk overbodig maken. We pleiten dan ook voor het zoveel mogelijk gebruik maken van technologische ontwikkelingen, zij het binnen een duurzaam kader. De milieuvriendelijke ontwikkelingen die momenteel plaatsvinden, zoals het gebruik van windmolens, zonnepanelen en andere ecotechnologie, kunnen de kansen op het slagen van een ethische revolutie doen toenemen. Voormalige revoluties in de geschiedenis zijn ondermeer stukgelopen op het gebrek aan productiemiddelen die schaarste konden helpen opheffen. Een aantal problemen die na de Russische revolutie opdoken zijn bijvoorbeeld hier op terug te brengen.
Het huidige tijdsgewricht is wat dat betreft een stuk geschikter. De huidige fase van industrialisering kenmerkt zich niet alleen door een verwerpelijke en hoogst schadelijke impact op de natuur en de haar contstituerende ecogemeenschappen (op nogal mechanisch klinkende wijze meestal "ecosystemen" genoemd), ze biedt daarnaast ook kansen voor de totstandkoming van allerlei duurzame vormen van technologie die werk lichter kunnen maken en daarmee ook tijd kunnen creëren voor mensen om zich in te zetten voor gemeenschappen in politiek en ander zelfbeheer.
Economische municipalisering en moraliteit.
De communalisering van de economie is noodzakelijk om ze moreel te maken en de kansen op een bestendiging van deze ethische ommekeer te verhogen (7). 'Deze municipalisering van de economie impliceert het "eigenaarschap" en het beheer van de economie door de burgers van de gemeenschap. Eigendom - wat ook land- en fabriekseigendom omvat - zou niet langer in privé-handen zijn, maar zou onder de algehele controle van de burgers in de volksvergaderingen geplaatst worden. De burgers zouden de collectieve "eigenaars" worden van de economische hulpbronnen in hun eigen gemeenschappen en zouden het economische beleid voor die gemeenschappen uittekenen en goedkeuren.' (Janet Biehl, 1997)
De controle van de communeleden op de productiemiddelen en de sociale coöperatieven die deze middelen aanwenden, maakt de werking van economische eenheden stabieler. Niet alleen is er een grotere morele verantwoordelijkheid vereist van de communeleden, zij moeten immers de economische eenheden draaiende houden, de kans dat coöperatieven in de commune met elkaar beginnen te concurreren is ook weggenomen.
De coöperatieven die ik voor ogen heb zijn van een heel ander karakter dan degene die we kennen. Het gaat om sociale coöperatieven die eigendom zijn van de commune, de werkers binnen deze economische eenheden nemen beslissingen in functie van de gemeentelijke noden en in tegenstelling tot de principes van de markteconomie.
Daarnaast is meer verantwoordelijkheden geven aan de communeleden een goede manier om politiek bewustzijn te verhogen. Want al snel zullen de communeleden ondervinden dat het kapitalisme niet zomaar te rollen is. Integendeel, de revolutionaire situatie waarin de totstandkoming van anti-kapitalistische communes werkelijkheid wordt, zal jammer genoeg, maar meer dan waarschijnlijk, tot een confrontatie leiden met natiestaten en andere actoren achter of op de markteconomie. Op dat moment zal het libertair municipalisme alle medestanders kunnen gebruiken.
De beslissingen die genomen worden in de volksvergaderingen moeten gebaseerd zijn op rationele en ecologische motieven. Limiet en evenwicht zullen deel uitmaken van de dagelijkse economische processen en mensen zullen gewaardeerd worden volgens de hoeveelheid constructieve bijdragen aan het gemeenschapsleven, en niet ingeschat worden volgens de mate van productie of consumptie die ze voor hun rekening nemen. Er zal een ethiek zijn van goederen of diensten delen en samenwerking.
De communeleden zullen in grote mate rekening moeten houden met een aantal morele waarden, in hun politiek en sociaal handelen, wil de basisdemocratische commune kans op slagen hebben. Gevoelens van verbondenheid met elkaar die leiden tot solidariteit en wederzijdse hulp zijn onontbeerlijk. Geen economische klassen en privé-eigendom, geen winstbejag of rivaliteit, minder economie en meer ethiek en cultuur. Delen zal in de plaats komen van verkopen, en wederzijdse afhankelijkheid in de plaats van de ervaren illusie van onafhankelijkheid.
De wijze waarop de weg naar zelfrealisatie wordt ervaren zal in een morele economie dan ook geheel anders zijn dan in een markteconomie. De manier waarop de tijdsbesteding plaatsvindt zal gebaseerd zijn op geheel andere wensen. De grenzen tussen werk, hobby en studie zullen vervagen, net als die tussen kunst en realiteit. De realiteit zal immers beginnen te gelijken op levenskunst en artistieke producties kunnen op elke hoek van de straat opduiken.
Ja, wat als de revolutie zou lukken? Economische ongelijkheid zal onbestaande zijn in een morele economie; de enige ongelijkheden worden degene die gebaseerd zijn op verschillen in sterkte of gezondheid, leeftijd of individuele talenten. Maar deze verschillen zullen niet leiden tot een ongelijkheid in behoeftenbevrediging. Er wordt gestreefd naar een gelijkheid in plezier en ontspanning. Emotie zal complementair zijn aan rationaliteit want zonder dat is de kans te groot dat er een terugval komt in het irrationele economische leven dat zo kenmerkend is voor het kapitalisme.
De "groei-of-sterf" imperatief zal ongeveer bekeken worden als een onpersoonlijk, zichzelf bestendigend mechanisme dat een vals beeld geeft van vooruitgang en een ziekelijk lijkende vorm aanneemt. Het is dit mechanisme dat het meeste stuwkracht geeft aan het kapitalisme, heel wat meer dan de impact van wetenschappelijke rationaliteit op de samenleving bijvoorbeeld.
De "groei-of-sterf" imperatief trekt ook een schild rond zichzelf op dat morele overwegingen en betrachtingen tot morele overreding niet tot zichzelf laat doordringen, daarvoor is het te rigide van karakter.
In een morele economie wordt er daarentegen geen scheiding aangebracht tussen het collectieve en het persoonlijke belang, of tussen het politieke en het sociaal belang. Het politieke leven staat dicht bij de privacy van het gezin en de intimiteit van persoonlijke vriendschappen. In de politieke arena is er ruimte voor de emotie en de rationaliteit, voor vreugde en rouw, voor veel tijdelijke onenigheid en sterke gevoelens van verbondenheid. De grenzen tussen politiek en dagelijks leven vervagen, de economie wordt gepolitiseerd en opgelost in het domein van het burgerwezen. Het einde van deze scheidingen en de vervaging van grenzen is noodzakelijk om het principe "ieder werkt naar vermogen en krijgt naar behoefte" waar te maken. Alle organisatie ten spijt zal libertair municipalisme niet werken zonder een grondige mentaliteitsverandering waar het morele waarden en normen betreft. De juiste politieke en economische instellingen zullen deze mentaliteitsverandering versterken, en de herijking van waarden en normen zal de werking van de instellingen vergemakkelijken. Maar zover zijn we nog lang niet.
We hebben nu aan de hand van Janet Biehls boek ongeveer geschetst wat de hoofdlijnen binnen de theorie en de praktijk van het libertair municipalisme zijn. We zijn daarbij extra uitgebreid ingegaan op de aard van de economie die nagestreefd wordt om een beter zicht te kunnen bieden op de oorzaken voor de weerstanden die er zijn tegenover het libertair municipalisme, tegenstand van o.a. Michael Albert en John Clark.
De participatie van Michael Albert.
Michael Albert, net als Noam Chomsky kind aan huis bij de, veel rond de politieke en staatkundige actualiteit werkende, informatie-instelling Znet (8), heeft tot nu toe misschien wel de relevantste kritiekteksten op het libertair municipalisme geschreven. Albert heeft zelf een economisch systeem uitgedacht als alternatief voor de vrije markt : 'Participatory economics' (Parecon).
Parecon is anti-kapitalistisch, het is een socialistisch en democratisch systeem dat afstand neemt van het idee van de nood aan een "vrije markt" (9). Participatief staat in dit systeem voor non-hiërarchisch, egalitair en anti-autoritair. Parecon heeft oog voor duurzaamheid en kleinschaligheid, maar verwerpt, net als 'social ecology' trouwens, kleinschalige zelfvoorziening als onwerkbaar. Het voornaamste verschil tussen Alberts ideëen en die van libertaire municipalisten is dat Albert niet echt gericht is op de politisering van de economie en minder constructief-utopisch denkt. Albert denkt in grote mate vanuit het hier en nu, niet vanuit het nastreven van sociaal-ethische revoluties.
Albert heeft niet volledig begrepen wat libertair municipalisme is, maar is toch zover gekomen dat hij in een uitgebreid constructief debat is verzeild geraakt met Peter Staudenmaier, één van de voortrekkers van 'social ecology' (10). Uit dit debat blijken vooral de twijfels die Albert heeft omtrent de besluitvormingsinstellingen die LM naar voor schuift om het sociale leven in gemeenschappen te regelen. Hij is o.a. bang voor het overmatige gecontroleer van de privé-sfeer in de gemeenschappen door politieke instanties. Albert ziet in dat het de bedoeling is deze politieke organen op basisdemocratische leest te schoeien, maar maakt geen onderscheid tussen politiek en staatkunde. 'Social ecology' maakt dat onderscheid wel. Politiek heeft van oudsher immers in grote mate betrekking op een (basis)democratische besluitvorming, de term verwijst bijvoorbeeld naar de Griekse polis en de democratische experimenten die er in het oude Athene plaatsvonden. Staatkunde heeft daarentegen vaak betrekking op "representatieve democratie", waarvoor de basis werd gelegd in het oude Romeinse rijk.
Net zoals bij vele andere "anarchisten" maakt het gebrek aan onderscheid tussen politiek en staatkunde bij Albert de afkeer voor politiek groter. Zeker wanneer het gaat over de uitoefening van controle van politieke instanties op het economische leven.
In een inleidende tekst op een debat dat deze zomer op de website van het Amerikaanse 'Institute for social ecology' werd gevoerd met Staudenmaier, die Albert al enkele jaren geleden schreef en terug te vinden is op de website van Znet, blijkt Alberts aversie voor teveel politieke controle op de economie. Dat is, zegt Albert, ook al voorheen gebeurd in de geschiedenis, namelijk bij fascisme en Stalinisme. Niet dat Albert geen politieke controle wil, dat doet hem weer teveel denken aan kapitalisme, maar toch... Hij ziet vooral een rol weggelegd voor producenten- en consumentenraden die in onderling overleg beslissen wat er voor de mensen geproduceerd moet worden en die zich organiseren binnen het geheel van samenwerkingsverbanden die hij federaties noemt...
Wat de politieke besluitvorming van LM betreft doet Albert het uitschijnen alsof 'social ecologists' er voor pleiten alles via meerderheidsbesluitvorming te laten verlopen. Dit is niet helemaal waar. Basisdemocratie impliceert soms ook een streven naar consensus. Anders is er geen sprake van basisdemocratie. Maar libertaire municipalisten benadrukken de voordelen van consensus én dissensus.
Dat we afkerig zijn van ellenlange vergaderingen of een gebrek aan behaalde resultaten (beslissingen!) is daar niet vreemd aan. Daarnaast vinden we het belangrijk dat besluiten zoveel mogelijk een afspiegeling vormen van standpunten en groepsverhoudingen.
Echte democratie is bijvoorbeeld niet behaald wanneer een kleine minderheid steeds opnieuw haar eigen wil oplegt aan een meerderheid tijdens vergaderingen. Paradoxaal genoeg duidt de overheersende wil van een minderheid, in de vorm van consensusbesluitvorming, soms op een gebrek aan wil om tot consensus te komen. De eigen wil is immers soms belangrijker dan het bereiken van een consensus, vaak zal dit dan ook in ruzies uitlopen of een zoeken van de gedupeerden naar andere vormen van besluitvorming. Echte democratie gaat daarentegen over het streven naar het uitvoeren van de wil van de meerderheid, zonder dat de minderheid zich daarbij echt gedupeerd hoeft te voelen. enzij er sprake is van weingi homogeniteit in de groep. Dan kan het streven naar consensus werkelijk verlammend werken.
Waar Albert streeft naar gemeenschappen waarin de mate waarin iemand mag consumeren bepaald wordt door de mate van inspanning bij het werk dat hij geleverd heeft, bouwt 'social ecology' voort op één van de centrale ideëen binnen het "anarcho-communisme", namelijk het principe dat ieder werkt naar vermogen en krijgt naar behoefte. Albert lijkt meer bang te zijn voor schaarste, onvervulde materiële behoeften, in een goeddraaiende economie dan wij. Dit komt omdat het libertair municipalisme voorstander is van een morele economie, en het geloof aanwezig is dat zo'n economie realiseerbaar is. Morele economie heeft heel andere kenmerken dan de markteconomie. Het impliceert, zoals al gezegd, een heel andere kijk op de wereld. Hoe mannen en vrouwen tot zelfrealisatie kunnen komen wordt anders bekeken dan door voorstanders van een markteconomie. Overconsumptie en plat materialisme passen niet binnen het kader van een morele economie, wel moreel en ecologisch handelen. De menselijke natuur wordt niet gezien als een op concurrentie en vooral eigenbelang gericht iets.
Het andere libertaire en de kritiek van John Clark.
Ook vanuit de hoek van het "individualistisch anarchisme" zijn er heel wat uitgebreide kritieken gekomen op libertair municipalisme. Deze kritieken zijn een stuk minder constructief van aard, soms glijden ze af tot scheldpartijen en irrationeel gepolemiseer. De persoon van Murray Bookchin wordt daar meestal bij geviseerd. Wellicht omdat hij degene is die voor een erg groot deel van de sociaal-ecologische theorievorming verantwoordelijk is en zelf allerlei kritieken op hedendaags "individualistisch anarchisme" heeft geschreven. Daarin doet Bookchin deze stroming af als pseudo-libertair, apolitiek, eerder amoreel en irrationeel.
De negatief-individualisten hebben de bal teruggekaatst door Bookchin autoritair, "anarcho-Leninistisch" of zelfs "stalinistisch" (Bob Black) te noemen (11). Ook vanuit de academische, marxistische hoek is er nochtans genoeg kritiek gekomen op Bookchin (12). En genoeg libertaire socialisten hebben 'social ecology' geprezen om haar anti-autoritaire positie.
Bob Black noemt libertair municipalisme onterecht "municipaal étatisme". LM heeft immers niets met staatkunde te maken en het idee dat gemeenten onlosmakelijk verbonden zijn met staten is een mythe. Ook het idee dat het oude Athene een stadsstaat is moeten we met klem verwerpen. Het had ongetwijfeld veel gemeen met moderne staten op het vlak van hiërarchische uitbuiting, maar de "politieke" besluitvorming verliep er op een geheel andere wijze.
Men heeft Bookchin ook beschuldigd van "technofilie" (David Watson), een overdreven hang naar techniek. Binnen het hedendaags "individualistisch anarchisme" zijn er immers sterke verlangens aanwezig bij sommigen om terug te keren naar primitieve tijden, als reactie op de huidige ecologische crisis vooral.
De pleidooien van Bookchin voor ecologisch industrialisme staan daar natuurlijk haaks op. Het alternatief voor Bookchins sociaal-politieke revolutie, met verzet tegen kapitalisme en natiestaten, is er o.a. in de vorm van apolitiek gedweep met de status quo en het weinig of niets doen ertegen, in de plaats van revolutionaire pleidooien treedt de hang naar te onschuldige tegenculturele revoltes (13).
Maar ook vanuit de sociaal-anarchistische hoek is er redelijk wat kritiek gekomen, vooral van syndicalisten die weinig begrepen hebben van libertair municipalisme.
Eigenlijk begrijpt men weinig in anarchistische kringen wat de positie van communalisten is tegenover het marxisme, en hoe we marxisme willen omschrijven.
Anarcho-syndicalisme staat haaks op de politiek van 'social ecology' wanneer het pleit voor de controle van de economie door arbeiderscollectieven. Wij gaan er van uit dat de arbeidersklasse weinig homogeen is. En de locus van het revolutionair proces, daar waar het vooral gestimuleerd moet worden, is niet de fabriek of de werkplaatsen, maar de, globaal genomen, progressieve gemeente. Daarmee zie ik het heel anders dan het anarcho-syndicalisme, zeker zoals dat in de eerste helft van de vorige eeuw vorm kreeg (14).
Andere libertairen hebben de kritieken van Bookchin op het "individualistisch anarchisme" afgedaan als te scherp en staan wantrouwig tegenover het politiek programma van de 'social ecology' omdat het hen teveel machtsgericht overkomt. Soms hebben zij dan ook gedacht aan een grote verzoening tussen de verschillende libertaire stromingen te kunnen werken door volgens hen zwakke punten in die tendenzen aan te duiden. Dit bleek vaak tevergeefs te zijn en ook niet altijd to the point.
John Clark, lange tijd vriend van Bookchin, heeft een paar jaar geleden één van de zwaarste kritieken op Bookchins politieke filosofie geschreven. Dat gebeurde in "Social ecology after Bookchin" (1998) onder de redactie van Andrew Light (15).
Clark toont zichzelf daarin als een aanhanger van een meer gematigde aanpak, het is een anarchist die het mooi weer tracht te maken bij de Amerikaanse groenen. John Clark is te reformistisch om het revolutionaire programma van Bookchins politiek te appreciëren. Voor hem is het teveel schatplichtig aan de traditie van het revolutionair anarchisme, van en na Bakoenin. Ongetwijfeld ziet hij meer overeenkomsten tussen Bakoenin en Bookchin dan er zijn. Helemaal gaat hij uit de bocht wanneer hij nogal wat overeenkomsten ziet met Lenin. Clark is zelf voorstander van een markteconomie zonder kapitalisme. Zelf zie ik zo'n economisch systeem als een te fragiel alternatief voor het kapitalisme. Ik vraag me af of het oo op grote schaal realiseerbaar is.
Regelmatig slaat Clark de bal mis bij de interpretatie van Bookchins politiek. "Municipal dreams. A Social Ecological Critique of Bookchin's politics." is sterk polemisch en een beetje nihilistisch van aard. Het is vrij verwonderlijk dat deze twee mensen ooit vrienden van elkaar zijn geweest want Clark lijkt niet veel te moeten weten van wat Bookchin vroeger en zeker tegenwoordig allemaal schrijft. Na een nogal rechtse periode is Clark inderdaad Bookchin gaan bewieroken. Bookchin was echter heel wat mider positief over de ideëen van Clark, die teveel doordenkt waren van Oosterse mystiek. Ongetwijfeld heeft dit kwaad bloed gezet bij Clark. En toen is hij Bookchin tot de grond beginnen afbreken.
Op politiek vlak vindt de 'social ecology' van Bookchin helemaal geen genade. Want er is zogenaamd sprake van een idealisering van revolutionaire bewegingen en potentiële revolutionaire tendenzen en bewegingen. Daarbij wordt Bookchin bijvoorbeeld gehekeld om zijn grote sympathie voor de tegencultuur van de jaren zestig. Maar het is duidelijk dat deze sympathie minder is dan tevoren en dat de Amerikaanse sociale filosoof maar al te goed begrijpt wat deze uitgebreide tegencultuur kapot heeft gekregen, o.a. het politiek quietisme en overmatig gericht zijn op (bovennatuurlijke) spiritualiteit van de new-age beweging, een bewegingsquietisme dat Clark zeker niet ongenegen is (16).
Dat Bookchin een onderscheid maakt tussen politiek en staatkunde wordt als nogal onnozel afgeschilderd, terwijl dit juist één van de sterke punten is van het libertair municipalisme. Clark opent de deur voor afkeer van politiek, en daarmee ook voor apolitiek handelen, door politiek als bijna synoniem voor staatkunde af te schilderen. Net zomin lijkt hij de historische experimenten met directe democratie in het oude Athene te kunnen waarderen. De situatie in die Griekse polis wordt nogal buiten de geschiedeniscontext benaderd door te focussen op de discriminatie van vrouwen en het bestaan van slaven in het oude Athene. Het waren echter wel deze experimenten die Westerse politiek in het leven hebben geroepen en het idee van basisdemocratie hebben gevoed.
John Clark heeft geen goed zicht op wat potentieel revolutionair is. Het lijkt wel alsof men in het libertair municipalisme nauwelijks oog heeft voor een klassenanalyse. Dit is niet zo, al wordt afgestapt van het idee van het proletariaat als historisch revolutionair subject, wat in het vroeg-socialisme zo aanwezig was, en wordt er minder in termen van klassen gedacht en meer in termen van mensen. Maar dit wil niet zeggen dat we er van uitgaan dat sociaal-economische klassen niet sterk bepalend zouden zijn in de vorming van mensen hun bewustzijnsvormen en levenswijzen. We moeten echter vooral rekenen op groepen van mensen die men macht heeft ontnomen en die er een gedeelde tegencultuur op nahouden. Identificatie met deze groepen is niet strikt klassegebonden.
Noten:
(1) Murray Bookchin, 'From urbanization to cities : toward a new politics of citizenship.' London : Cassell, 1995.
(2) De website van het Democratisch initiatief. http://www.communalism.org/cbp/cbpintro.htm
(3) Voor de teksten van de in Washington verdeelde brochure, zie http://www.social-ecology.org/learn/library/dc/democracy.html
(4)Janet Biehl, 'Libertarian municipalism. The politics of social ecology.' Montreal : Black Rose Books, 1997. Een vertaling in het Nederlands van een lang interview uit dit boek met Murray Bookchin verscheen onlangs in het tijdschrift Athene. http://www.athene.antenna.nl/
(5)O.a. door Cornelius Castoriadis, lid van 'Socialisme ou barbarie'.
(6) Murray Bookchin, “Libertarian municipalism : an overview.” http://www.democracynature.org/dn/vol1/bookchin_libertarian.htm
(7)Green Perspectives, number 2, 1986. Murray Bookchin, 'Municipalization. Community ownership of the economy.' http://dwardmac.pitzer.edu/Anarchist_Archives/bookchin/gp/perspectives2.html
(8)Znet vind je terug op http://www.zmag.org/
(9)Michael Albert and Robin Hahnel, 'Socialism as it was always meant to be.' The ParEcon Project. Articles and Essays. http://www.parecon.org/writings/HahnelURPE.htm
(10) http://www.zmag.org/debatelibmuni.htm
(11)Bob Black, 'Anarchy after Leftism'. Columbia Alternative Library Press: Columbia, USA, 1997
(12) Andrew Light (ed.) 'Social ecology after Bookchin.' New York : The Guilford Press, 1998.
(13)zie bijvoorbeeld de boeken van Hakim Bey, die doordrenkt zijn van een Nietzscheaans elitair denken.
(14) Zie ook Murray Bookchin, 'The ghost of anarchosyndicalism.' voor een scherpe kritiek op deze stroming. http://dwardmac.pitzer.edu/Anarchist_Archives/bookchin/ghost2.html
(15) Voor John Clarks kritiek zie ook het nieuwe nummer van Athene op http://www.athene.antenna.nl/
(16) Murray Bookchin, 'Comments on the International Social Ecology Network Gathering and the "Deep Social Ecology" of John Clark.',1995. http://dwardmac.pitzer.edu/Anarchist_Archives/bookchin/clark.html
Murray Bookchin, 'Turning Up the Stones. A reply to Clark's October 13 Message.' http://dwardmac.pitzer.edu/Anarchist_Archives/bookchin/turning.html
Raf Grinfeld, Antwerpen, januari 2003.
http://www.jahsonic.com/RafGrinfeld