Smaak
Related: Jan Verheyen - taste - bad taste
Jan Verheyen: Slechte Smaak
Leo De Haes: Goede Smaak
Het bonte culturele pluralisme zowel wat de produktie als wat de consumptie betreft maakt ook van elke cultuurspreidingspolitiek een hachelijke zaak. Voor welke hedendaagse cultuurspecialismen moet de overheid precies kiezen? Die keuze wordt des te moeilijker naarmate ook de zogenaamde goede smaak niet langer een homogeen, door één klasse gedragen begrip is. Er is geen centrum meer, geen dominerende beweging. Nooit is de smaakonzekerheid, ook bij de elite, zo groot geweest als nu. Zelfs Jan Hoet verkondigt en plein public dat hij niet weet wat kunst is. Die machteloosheid relativeert ook voor een stuk de bevindingen van de Franse socioloog Pierre Bourdieu die tegenwoordig zowel door links als rechts in stelling wordt gebracht. Abram de Swaan doet dat bijvoorbeeld in zijn essay Kwaliteit is klasse. De titel spreekt voor zich. Natuurlijk is elk esthetisch onderscheidingsvermogen tegelijk altijd ook een vermogen waarmee men zich (al dan niet maatschappelijk) kan onderscheiden van de anderen. (Goede) smaak is inderdaad in vele gevallen een functie van de sociale positie en maakt meestal deel uit de maatschappelike opgang van de burger. Ik heb het daar, integenstelling tot de meeste doemdenkers die woest worden van dat soort down-to-the-ground-visie, niet moeilijk mee. Artistieke voorkeuren van burgers kunnen net zo goed statussymbolen zijn als merkkleren, een huis, het type auto, de interieurinrichting, eet - en drinkgedrag of het geflirt met de jongste sociologische bevindingen of filosofische trend. Pierre Bourdieu verdonkeremaant echter wel de psychologische kant van de zaak. Hij heeft geen oog voor de psycho-sociale behoeften van een individu. Sommige mensen kunnen nu eenmaal niet zonder muziek, literatuur, dans, fotografie, film of beeldende kunst. Hij begrijpt niet wat Gerrit Komrij schrijft in Het helse moeras: 'Voor mij is de kunst even belangrijk als ademhalen, maar men zal er zich bij moeten neerleggen dat er ook heel tevreden en gezond gesnurkt wordt in kringen die van geen kunst afweten.' Voor sommige mensen is kunst niet zo zeer een statyssumbool maar een middel tot zelfidentificatie en/of sublimering van autogene aandriften. Hun behoefte is karakterieel bepaald (of ligt misschien wel opgeslagen in de genen, zo je wil, zoals er wel meer genetisch bepaald is, zoals de laatste tijd onthuld wordt) en is alsdusdanig niet exclusief gebonden aan een bepaalde sociale klasse. Zoniet zouden burgers geen individuele voorkeuren kunnen hebben voor deze of gene kunstvorm en zouden autodictacten niet bestaan. Een autodictact als Gerard Mortier is tenslotte ook maar een bakkerszoon uit een arme wijk in Gent en mijn buurman die in zijn eentje en vaak in het holst van de nacht thuis naar opera's of Mahler luistert, is al evenmin door zijn herkomst of scholing tot de liefde voor teatraliteit en pathetiek gebracht. Gerard Mortier heeft uit zijn voorkeur nog sociale winst gepuurd, mijn buurman zelfs dat niet. Als sociaal cultureel werker in een of ander nepstatuut onderscheidt hij zich hooguit op een negatieve manier want opera staat in dit geitenwollensokken milieu als stijfburgelijk en dus een beetje als verwerpelijk geboekstaafd. Op dezelfde manier onderscheiden talloze lezers zich nauwelijks van anderen. Ze lezen en dat is. Ze praten er niet over, omdat ze weten dat hun vrienden toch niet geïnteresseerd zijn. (Ik ben zelf, om een ander voorbeeld te geven, op mijn vijftiende plots klassieke gitaar beginnen te studeren zonder enige stimulans van mijn ouders, familie of school, om maar te zwijgen van mijn leeftijdgenoten want die waren alleen maar in Elvis, Chubby Checker, Big Bill Broonzy, of The Rolling Stones geïnteresseerd. Ik zoek nog altijd vertwijfeld naar het waarom van mijn persoonlijke keuze. Op dezelfde manier heb ik me al van jongsaf op boeken gestort, zowel fictie als non-fictie, al stond de leescultuur in huize De Haes niet hoog aangeschreven. Ik heb mijn vader nooit één boek in handen zien nemen, tenzij stripalbums van De Rode Ridder en Nero en mijn moeder, oudere broers en zussen waren al evenmin verwoede lezers. Toch ging er geen vakantie voorbij of ik ging twee tot drie keer per week naar de plaatselijke bibiliotheek.Ik bedoel maar, er zit soms iets in mensen dat niet terug te brengen is tot hun sociologisch milieu.
Hoe interessant de visie van Pierre Bourdieu ook is en hoe zeer ze het hoogdravende gesnorkel van cultuuridealisten ook moge relativeren (en dat kan niet genoeg gebeuren), ze is in het licht van de recente toevloed van cultuurspecialismen, (inter)nationale subculturen en artistieke minderheidstalen goeddeels gedateerd. Bourdieus empirische gegevens dateren van begin jaren zestig, dus van voor de invasie van de popmuziek die toch een en ander door elkaar gegooid heeft. Ik twijfel niet aan de resultaten van zijn onderzoek, maar ze vormen hooguit een momentopname en dan nog van het sterk hiërarchische Frankrijk. Sindsdien is er ruim een kwarteeuw verstreken en in dat tijdbestek is er onbeschrijflijk veel en snel veranderd, niet in het minst door de nieuwe technologieën en demassamedia. De grootste verandering is misschien nog dat de culturele elite al lang niet meer samen valt met de politieke machtselite, laat staan met de financiële elite. Abram de Swaan, een fellow traveller van Pierre Bourdieu, neemt vijf jaar na Kwaliteit is klasse dan ook wat gas terug en schrijft in dit verband: 'De tegenstelling tussen hoge en lage cultuur is aan het verwaaien in een veelheid van genres die steeds minder te maken hebben met klasse en steeds meer met leefstijlen in eindeloze variatie en verandering. Nog steeds is opleidingsniveau het meest bepalend voor artistieke smaak en culturele praktijken. Maar daarnaast worden leeftijd en generatie belangrijker. De culturele tegenstellingen lopen meer en meer langs lijnen van generatieconflict: elke nieuwe opgroeiende generatie vereenzelvigt zich met nieuwe stijlen in muziek, dans, film, drama, komedie en illustratie. En een deel van die leeftijds- voorkeuren blijven de tijdgenoten een leven lang bij als de smaak van hun lichting.' Dat is een flinke afzwakking van Bourdieus visie en volgens mij zit Abram de Swaan daarmee dichter bij de veelkantige werkelijkheid. Zoals de bevolking van onze steden steeds meer bestaat uit een mengelmoes van rassen, zo verdwijnen hoe langer hoe meer de strenge scheidslijnen tussen hogere en lagere cultuur. Het maakt de oversteek tussen beide voor wie echt wil, opnieuw mogelijk én aantrekkelijk. Ik heb op die mogelijkheid in onze sociaal egalitaire samenleving al eerder gewezen in Het doemdenken voorbij en ik ben er al even vaak op aangevallen, maar zelfs Pierre Bourdieu blijkt mijn realistische opvatting te delen: 'In feite wordt niemand ervan (van de hoge cultuur, LDH) uitgesloten die zichzelf niet uitsluit.' Oh, brave new world, zoals Shakespeare schreef.-- Leo De Haeshttp://www.brakkehond.be/redactie/leo2_6.htmlyour Amazon recommendations - Jahsonic - early adopter products